Met enige regelmaat ontvang ik via de helpdesk vragen over STABU-bepaling WET ARBEID VREEMDELINGEN. Kennelijk roept deze bepaling in de praktijk nogal wat vragen op in het kader van nieuwe privacy wetgeving (zoals: de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet meldplicht datalekken). In onderstaande geef ik antwoord op de vraag hoe deze bepaling in de praktijk juist kan worden toegepast, zonder strijdig te handelen met (nieuwe) privacy wetgeving.
STABU-bepaling WET ARBEID VREEMDELINGEN
De STABU-bepaling WET ARBEID VREEMDELINGEN wordt door opdrachtgevers in bestekken opgenomen om te waarborgen dat aannemers (ook in onderaanneming) de regels voortvloeiende uit de Wet arbeid vreemdelingen naleven. Ook wordt afgedekt dat kosten en gevolgen van het (niet) naleven van deze wet voor rekening van de aannemer komen.
Op grond van deze STABU-bepaling stelt de aannemer (namens opdrachtgever) de identiteit vast van alle op het werk aanwezige vreemdelingen. Het identiteitsbewijs en tewerkstellingsvergunning worden gecontroleerd op echtheid en geldigheid. Namens opdrachtgever maakt de aannemer kopieën van de hiervoor genoemde documenten in zijn administratie en bewaart deze tot tenminste vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de oplevering van het werk plaatsvindt.
Over het maken van kopieën van deze documenten ontvang ik via de STABU-helpdesk veel vragen, met als voornaamste de vraag: is deze bepaling, in het kader van privacy wetgeving, nog wel toegestaan.
Privacy wetgeving
De Wet bescherming persoonsgegevens verbiedt het maken van kopieën van identiteitsbewijzen van werknemers en onderaannemers. Lange tijd was aan schending van dit verbod geen sancties verbonden.
Vanaf 2016 ligt dit anders en is het boetebeleid op grond van deze wet aangescherpt en kunnen boetes op het onterecht vragen naar of verstrekken van een kopie van het identiteitsbewijs oplopen tot wel € 810.000 of 10% van de jaaromzet. Geen kattenpis dus! En reden genoeg om je goed te realiseren of er een wettelijke verplichting bestaat voor het kopiëren van identiteitsbewijzen. Ook het bewaren van deze persoonsgegevens moet voldoen aan eisen die staan genoemd in de Richtsnoer Bescherming Persoonsgegevens. En er geldt ten aanzien van het bewaren van deze gegevens vanaf 2016 de Wet meldplicht datalekken.
De hoofdregel: wat mag wel en wat mag niet?
De hoofdregel lijkt duidelijk: De Wet bescherming persoonsgegevens verbiedt het maken van kopieën van identiteitsbewijzen van werknemers en onderaannemers. In de praktijk moet het ‘identificeren’ (dus enkel het laten zien van je identiteitsbewijs) dus voldoende zijn.
Voor de aannemer betekent dit in de praktijk het volgende:
Uitzondering op de hoofdregel: het terecht kopiëren van ID-bewijzen op basis van de Wet arbeid vreemdelingen
Voornoemde hoofdregel lijdt echter aan één uitzondering, namelijk wanneer het gaat om vreemdelingen zoals beschreven in de Wet arbeid vreemdelingen.
Artikel 15 van deze wet maakt de volgende tweedeling wanneer het vreemdelingen betreft:
Tot slot Opdrachtgevers doen er goed aan om de contractuele verplichting tot naleving van de Wet arbeid vreemdelingen op te nemen in het bestek.
Echter, in de praktijk dient de aannemer bij de uitvoering van de contractuele verplichtingen van STABU-bepaling WET ARBEID VREEMDELINGEN rekening te houden met privacy wetgeving.
De aannemer dient zich ervan te vergewissen dat voor werknemers/vreemdelingen, die afkomstig zijn uit een land binnen de Europese Unie (inclusief de volgende landen: IJsland, Noorwegen en Liechtenstein), het maken van een kopie van het identiteitsbewijs niet is toegestaan.
Voor wat betreft werknemers/vreemdelingen buiten voornoemde landen is het maken van een kopie van het identiteitsbewijs een wettelijke verplichting, welke een uitzondering vormt op de verboden die voortvloeien uit privacy wetgeving.